Wat zijn de (wettelijke) rollen, taken en activiteiten van de gemeente voor statushouders en gezinsmigranten, hoe wordt dit ingevuld in de gemeenten Wassenaar, Voorschoten, Oegstgeest en Leidschendam-Voorburg, wat gaat goed en wat zijn hierbij de knel- en verbeterpunten?
Het Verwey-Jonker Instituut heeft in opdracht van de Rekenkamer WVOLV tussen juli 2024 en februari 2025 onderzoek hiernaar uitgevoerd.
Doel onderzoek
De Rekenkamer wil met dit onderzoek inzicht bieden hoe de gemeenten Wassenaar, Voorschoten, Oegstgeest en Leidschendam-Voorburg invulling geven aan hun (wettelijke) gemeentelijke rollen, taken en activiteiten die zij (dienen te) verrichten voor statushouders en gezinsmigranten.
Dit onderzoek is een inventarisatie hoe huisvesting en inburgering van statushouders en gezinsmigranten uitgevoerd worden door de gemeenten. Inburgering in Wassenaar en Voorschoten wordt uitgevoerd door de gemeente Leidschendam-Voorburg. De gemeente Leiden voert de inburgering uit in opdracht van de gemeente Oegstgeest. Elke gemeente is zelfstandig verantwoordelijk voor de uitvoering van de huisvestingstaak voor statushouders.
Doelen inburgering (deels) gehaald
Alle vier gemeenten delen dezelfde ambitie om inburgeraars zo snel mogelijk laten meedoen, het liefst via betaald werk, en op een zo hoog mogelijk taalniveau. De meeste inburgeraars volgen dan ook de zogeheten B1-route.
Het onderzoek laat zien dat de gemeenten de stappen zetten die hiervoor nodig zijn: De brede intake en het persoonlijk Plan Integratie en Participatie (PIP) zorgen ervoor dat begeleiding goed aansluit op de persoonlijke situatie van de inburgeraar. Startklassen helpen om vertragingen te voorkomen en de juiste leerroute te kiezen. De samenwerking met taalscholen is intensief en de kwaliteit van het aanbod wordt bewaakt via het keurmerk Blik op Werk. Ook op het gebied van maatschappelijke begeleiding is veel bereikt. In alle vier gemeenten gebeurt dit via lokale kantoren van VluchtelingenWerk, wat zorgt voor korte lijnen en vertrouwde gezichten. Inburgeraars kunnen in hun eigen gemeente terecht, wat de toegankelijkheid vergroot.
Omdat er nog weinig inburgeraars zijn uitgestroomd en er onvoldoende zicht is op de cijfers over werk en participatie is nog niet vast te stellen wat de resultaten hiervan precies zijn.
Daarnaast blijkt de maatschappelijke begeleiding van anderhalf jaar in veel gevallen te kort. De behoefte aan verlenging is er wel, maar de ruimte ontbreekt. Ook de combinatie van taalonderwijs en participatie – de zogeheten dualiteit – blijkt in de praktijk lastig. Taalonderwijs vraagt veel tijd, en het vinden van geschikte participatieplekken is afhankelijk van taalniveau, motivatie en beschikbare netwerken.
Achterstand huisvesting statushouders
Het aantal statushouders dat de gemeente moet huisvesten is de afgelopen vijf jaar fors gestegen. Alle vier de gemeenten hebben hierin een achterstand. Dit betekent dat statushouders langer in opvanglocaties verblijven en pas later kunnen starten met hun inburgering. Dit heeft niet alleen gevolgen voor hun integratie, maar ook voor de financiële positie van gemeenten. De hiervoor ontvangen middelen moeten mogelijk deels worden terugbetaald als het de gemeenten niet lukt om de begrote aantallen inburgeraars te halen.
Aandacht gemeenteraden beperkt
De gemeenteraden zijn op verschillende momenten geïnformeerd en betrokken bij het vaststellen van beleid en verordeningen. Uit het onderzoek blijkt dat het onderwerp inburgering weinig politieke aandacht heeft gekregen. Dit in tegenstelling tot de discussie over de tijdelijke opvang van asielzoekers zonder status door het COA.
Advies
De Rekenkamer adviseert de gemeenten om:
- de mogelijkheden voor een vroege start van de inburgering te verkennen en zo mogelijk toe te passen, zoals dat in Oegstgeest gebeurt;
- de registratie van participatiecijfers van inburgeraars te verbeteren en zo nodig hierop te sturen;
- de (samenwerkings)mogelijkheden in de vier gemeenten te verkennen om de huisvesting van statushouders te bevorderen door onderling en regionaal af te stemmen en door de realisatie van meer huisvestingsmogelijkheden, zoals flexwoningen, doorstroomlocaties en prestatieafspraken met woningbouwcorporaties;
- de opdrachtgevende gemeenten (Wassenaar, Voorschoten en Oegstgeest) periodiek door de opdrachtnemende gemeenten (Leidschendam-Voorburg en Leiden) te (blijven) informeren over de voortgang van de inburgering;
- de raden van de vier gemeenten beter op de hoogte te houden over de voortgang van de inburgering en huisvesting van statushouders en gezinsmigranten;
- hierbij expliciet mee te nemen in hoeverre de financiering van inburgering kostendekkend is;
- De raden te informeren over de planning en voortgang van de uitvoering van deze aanbevelingen.
Bestuurlijke reacties
De colleges van B&W van Wassenaar, Voorschoten en Leidschendam-Voorburg kunnen de conclusies uit de gesprekken en de analyse voor het overgrote deel onderschrijven. De gemeente Oegstgeest voert een aantal aanbevelingen al uit. De onderzoeksresultaten zijn op 22 juli 2025 aangeboden aan de gemeenteraden.
Vervolg in gemeenteraden
Wassenaar: [volgt te zijner tijd].
Voorschoten: [volgt te zijner tijd].
Oegstgeest: [volgt te zijner tijd].
Leidschendam-Voorburg: [volgt te zijner tijd].