Onderzoek onderhoud en vervanging rioleringen

Aanleiding onderzoek

Gemeenten hebben een wettelijke zorgplicht voor de inzameling en afvoer van hemelwater en afvalwater en een taak inzake het reguleren van de grondwaterstand. Hoewel het beheer van de riolering een tamelijk onzichtbare activiteit is, is het financiële belang voor gemeenten heel groot.

Dit financiële belang zal in de toekomst alleen maar toenemen, omdat veel gemeenten voor een enorme vervangingsopgave komen te staan. Zo nadert het moment dat de riolering in de jaren ’60-wijken moet worden vervangen. Dit heeft budgettaire gevolgen voor de burgers, aangezien de rioolheffing (die kostendekkend mag zijn) zal stijgen. Ook zal de verwachte toenemende neerslag als gevolg van klimaatverandering extra druk op de oudere riolering leggen.

 

Doel onderzoek

Het onderzoek heeft de volgende doelen:

  • De Raad inzicht te geven in de voortgang van het geplande onderhoud en de vervanging van de riolering.
  • De Raad inzicht te geven welke eventuele intensivering nodig is om de riolering op het gewenste kwaliteitsniveau te houden of te krijgen, mede in het licht van gevolgen van de klimaatverandering.
  • De Raad inzicht te geven welke consequenties eventuele achterstanden en/of intensiveringen hebben voor de rioleringskosten en rioolheffing voor de langere termijn.

Onderzoeksvraag

De centrale vraag in het onderzoek bij de vier gemeenten luidt:

Houden de gemeenten op adequate wijze de riolering in stand en welke financiële consequenties zijn hieraan verbonden?

 

Rapport onderhoud en vervanging rioleringen is op 28 september 2017 aangeboden aan de gemeenteraden

Op 28 september 2017 is het rapport aangeboden aan de gemeenteraden. De conclusies en aanbevelingen zijn de volgende:

 

De hoofdconclusie is:

Bij de vier gemeenten wordt het onderhoud en de vervanging van de riolering voldoende adequaat ingevuld in die zin dat de kwaliteit van het rioolstelsel voldoende is en er vrijwel geen calamiteiten voorkomen.

De strategie voor onderhoud en vervanging is nog relatief traditioneel. Bij invoering van risico gestuurd beheer en onderhoud kan op lange termijn een reductie van vervangingsinvesteringen plaatsvinden. Omdat vervangingsinvesteringen van invloed zijn op de jaarlijkse kosten en de rioolheffing, betekent dit dat er op lange termijn sprake is van mogelijke kostenbesparingen en een potentiële verlaging van de rioolheffing ten opzichte van de huidige prognoses.

Een noodzakelijk onderdeel van een verbeterde strategie voor onderhoud en vervanging is een volledige en actuele registratie van de benodigde basisinformatie om investeringsbeslissingen goed te kunnen onderbouwen.

 

De overige conclusies zijn:

Conclusie 1:
De betrokkenheid van de gemeenteraden bij de strategie voor het onderhoud en het vervangen van de riolering is beperkt. De kaderstellende rol die de gemeenteraad kan innemen, met name bij de behandeling en vaststelling van het gemeentelijk rioleringsplan, wordt slechts beperkt ingevuld.

Aanbeveling 1, gericht aan de raad:
Benut, gezien de consequenties voor de lange termijn ontwikkeling van de rioolheffing, het planvormings- en besluitvormingsproces voor het eerstvolgende Gemeentelijk RioleringsPlan om een dialoog te voeren tussen het college en de gemeenteraad over de te volgen strategie voor onderhoud en vervanging van het rioolstelsel.

Conclusie 2:
De Raden vullen hun kaderstellende rol beperkt in. De controlerende rol wordt echter niet ingevuld. Er is geen actieve betrokkenheid van de gemeenteraden bij de voortgang van de maatregelen uit het gemeentelijk rioleringsplan en de uitvoering van de strategie voor onderhoud en vervangen van het rioolstelsel.

Aanbeveling 2, gericht aan de raad:
Vul de controlerende rol ten aanzien van voortgang van de Gemeentelijk RioleringsPlan actiever in. Stel daartoe vast op welke wijze de raad wil worden geïnformeerd. Via:

  • een vorm van een separate voortgangsrapportage over de maatregelen in het gemeentelijk rioleringsplan met daarin specifieke aandacht voor de voortgang van de uitvoering van de strategie van onderhoud en vervanging van het rioolstelsel (inclusief indicator voor volledigheid beheersysteem, kwaliteitstoestand rioolstelsel, onderhoudstempo en vervangingstempo).
  • of via een afzonderlijke paragraaf in de reguliere Planning & Control-stukken.

Bepaal tevens met welke regelmaat de raad geïnformeerd dient te worden.

Conclusie 3:
Een alternatief en meer risico gestuurd vervangingsbeleid van het rioolstelsel kan in de vier gemeenten een reductie opleveren van de vervangingsinvesteringen. Op lange termijn levert dat een potentiële besparing op in de jaarlijkse kosten en de rioolheffing. Deze besparing bouwt zich de komende decennia langzaam op. De eerste besparingen zijn in potentie mogelijk over een periode van 10 tot 20 jaar.

Aanbeveling 3 gericht aan het college:
Verken de potentie voor een meer kwaliteits- en risico gestuurd vervangingsbeleid van het rioolstelsel. Dat vraagt om bewuste en mogelijk ruimtelijk gedifferentieerde afweging van aanvaardbaarheid van risico’s op falen van het systeem (instorten en gebrekkig functioneren) en de kosten.

Maak daarbij maximaal gebruik van beschikbare rioolinspectie data en analyseer deze op schadeontwikkeling, zo nodig in relatie tot veronderstelde verschillen in bodemtype en in leidingmateriaal. Leg de uitkomsten van de verkenning ter besluitvorming aan de raad voor.

Conclusie 4:
Voldoende en actuele basisinformatie voor het uitvoeren van de strategie van onderhoud en vervanging is in de onderzochte gemeenten geen vanzelfsprekendheid. Toch is dit een basisvoorwaarde voor een doelmatig rioleringsbeheer.

Aanbeveling 4, gericht aan het college:
Breng de basisinformatie over het rioolstelsel op orde en controleer welke consequenties dat heeft voor de lange termijn kostendekkingsberekeningen en pas deze zo nodig aan. Informeer de raad hierover.

Conclusie 5:
Het motiveren van een investeringsbeslissing gericht op het vervangen, repareren of renoveren van riolering is onvoldoende transparant. Beslissingen kunnen na een zorgvuldige en locatie specifieke afweging worden gemaakt (bijvoorbeeld door een weging van omgevingsfactoren, zoals: o.a. een geplande wegreconstructie), maar de afwegingen zelf worden niet vastgelegd.

Daarmee is de totstandkoming van investeringsbeslissingen niet navolgbaar en is niet vast te stellen of zij op goede gronden zijn gemaakt. Ook is de beslissing niet in alle gevallen in lijn met hetgeen er beleidsmatig (maatstaven) in het gemeentelijk rioleringsplan is vastgelegd.

Aanbeveling 5, gericht aan het college:
Introduceer een werkwijze, waarbij het streefbeeld voor de minimale kwaliteit van een rioolstreng op uniforme wijze wordt vastgelegd, zowel met betrekking tot maatstaven op individuele toestandsaspecten als voor de streng als geheel. Betrek in het vaststellen van dit streefbeeld ook de impact van een calamiteit (instorting).

 

Vervolg in gemeenteraden

  • Wassenaar: aanbevelingen overgenomen in gemeenteraadsvergaderingen (5 juni 2018 en 22 januari 2019); klik hier voor eerste raadsbesluit en hier voor het tweede raadsbesluit.
  • Voorschoten: aanbevelingen overgenomen in gemeenteraadsvergaderingen (1 februari 2018 en 15 november 2018): klik hier voor het eerste raadsvoorstel en hier voor het tweede raadsvoorstel.
  • Oegstgeest: aanbevelingen overgenomen in gemeenteraadsvergadering (26 september 2019): klik hier voor het raadsvoorstel.
  • Leidschendam-Voorburg: aanbevelingen overgenomen in gemeenteraadsvergadering (12 december 2017): klik hier voor het raadsbesluit.
Betreft:
  • Wassenaar
  • Voorschoten
  • Oegstgeest
  • Leidschendam-Voorburg